Hoe herken je dierensporen in de sneeuw in België en wat vertellen ze?

Hoe herken je dierensporen in de sneeuw in België en wat vertellen ze?

Dierensporen in de sneeuw: een verborgen wereld zichtbaar

Een vers sneeuwtapijt werkt als een soort notitieboek van het bos. Plots zie je waar dieren hebben gelopen, gerend, gesprongen of zelfs gejaagd. In België is sneeuw niet altijd gegarandeerd, maar juist daardoor is het extra bijzonder om dierensporen te ontdekken. Met wat basiskennis kun je al snel onderscheid maken tussen de afdrukken van een ree, vos, haas of merel in je eigen tuin of in het bos.

Waar en wanneer je het meeste kans hebt op sporen

De beste momenten om dierensporen in de sneeuw te zien, zijn de vroege ochtend en de late namiddag. Dan zijn veel dieren actief, maar is het nog rustig in het bos. Open plekken aan de bosrand, bospaden, veldweggetjes en de randen van akkers zijn echte snelwegen voor wilde dieren. In parken en grote tuinen kun je zelfs midden in de stad verrassend veel afdrukken terugvinden, vooral rond voederplaatsen en vijvers.

Verschillen tussen hoef-, poot- en vogelsporen

Om sporen te herkennen, is het handig om eerst te weten tot welke grote groep ze behoren. In de sneeuw vallen drie soorten het meest op: hoefafdrukken van zoogdieren als ree en everzwijn, pootafdrukken van dieren zoals vos, marter en haas, en vogelsporen van onder meer merels, kraaien en eenden. Let niet alleen op de vorm van de afdruk, maar ook op de manier waarop de sporen in een lijn of patroon liggen.

Ree, vos of haas: zo zie je het verschil

Reeën laten twee smalle, langgerekte hoefafdrukken achter die vaak netjes in een rechte lijn staan. Een vos heeft pootafdrukken met vier tenen en een duidelijke afdruk van de voetzool, meestal in een bijna kaarsrechte lijn, omdat hij zuinig loopt met zijn energie. Hazen verraden zich door hun typische sprongspoor: twee grote achterpoten naast elkaar en daarachter de kleinere voorpootafdrukken. Het spoor vormt vaak een soort Y-patroon in de sneeuw en maakt scherpe bochten wanneer het dier schrikt of wegrent.

Wat sporen vertellen over gedrag en leefgebied

Dierensporen tonen niet alleen welke soort er voorbij kwam, maar ook wat het dier deed. Een plots onderbroken spoor kan wijzen op een vogel die is opgevlogen, een wirwar aan voetstapjes op een plek met bessen of zaden toont waar dieren hebben gegeten. Door goed te kijken naar richting en tempo van de afdrukken, lees je als het ware een verhaal terug in het landschap.

Veilig en respectvol sporen zoeken

Bij het volgen van sporen is het belangrijk om dieren niet op te jagen. Blijf altijd op paden waar dat kan en loop niet te dicht naar rustplaatsen of dichte dekking in het bos. Gebruik een verrekijker om dieren op afstand te bekijken en laat geen voedsel achter om ze te lokken. Zo kun je genieten van het speuren in de sneeuw, terwijl de dieren hun natuurlijke gedrag kunnen blijven volgen.