De mysterieuze keuze van de vleermuis: trekken of slapen?
Vleermuizen zijn fascinerende wezens, maar hun winterstrategie is vaak een raadsel. Wanneer de temperatuur daalt en insecten verdwijnen, moeten ze een keuze maken om te overleven. Grofweg zijn er twee opties: de lange reis naar warmere oorden of het trotseren van de kou in een diepe slaap. Deze keuze hangt af van verschillende factoren, waaronder de soort, de beschikbare energie en de geografische locatie van de populatie.
Welke vleermuizen trekken?
Migrerende vleermuizen zijn vaak de soorten die leven van een dieet dat volledig afhankelijk is van vliegende insecten in open lucht, zoals de ruige dwergvleermuis of de rosse vleermuis. Omdat deze voedselbron in de winter volledig wegvalt in gematigde klimaten, moeten deze dieren lange afstanden afleggen, soms honderden tot zelfs duizenden kilometers. Ze zoeken regio's op waar de winter mild genoeg is om af en toe op jacht te gaan. Dit is een uiterst energievretende strategie, maar noodzakelijk voor hun overleving.
De gevaren van migratie
De reis zelf is niet zonder risico’s. Net als vogels, worden vleermuizen bedreigd door windmolens, slecht weer en het ontbreken van geschikte rustplaatsen onderweg. Bovendien vereist migratie een enorme vetreserve die ze in de zomer en herfst moeten opbouwen. Het is een genetisch bepaalde noodzaak voor deze soorten, in tegenstelling tot de vleermuizen die ervoor kiezen om te blijven.
Wanneer kiezen vleermuizen voor winterslaap?
De meeste inheemse vleermuissoorten, zoals de watervleermuis of de grootoorvleermuis, kiezen voor hibernatie. Winterslaap, of torpor, is een toestand waarbij de stofwisseling drastisch wordt verlaagd. Het hartritme daalt van enkele honderden slagen per minuut naar slechts tien tot twintig, en de lichaamstemperatuur daalt tot bijna de omgevingstemperatuur. Hierdoor kunnen ze hun opgeslagen vetreserves zeer efficiënt gebruiken.
De ideale winterverblijfplaats
Voor een succesvolle winterslaap is een stabiele omgeving cruciaal. Vleermuizen zoeken koude, maar vorstvrije plekken op met een hoge luchtvochtigheid. Denk hierbij aan grotten, bunkers, ijskelders of oude mijngangen. De hoge luchtvochtigheid voorkomt uitdroging, wat een dodelijk gevaar is tijdens de maandenlange rust. Een te hoge of te schommelende temperatuur kan ervoor zorgen dat ze te vroeg wakker worden en onnodige energie verbranden, wat de dood tot gevolg kan hebben wanneer er nog geen insecten beschikbaar zijn.
Het belangrijkste verschil tussen de twee strategieën ligt in de beschikbaarheid van geschikte overwinteringsplaatsen en de fysiologie van de soort. Soorten die goed geïsoleerde, vochtige hibernacula kunnen vinden dichtbij hun zomerverblijf, zullen eerder overwinteren. Soorten die afhankelijk zijn van warmere luchtstromen om in de herfst nog te kunnen jagen, zullen sneller migreren, op zoek naar mildere winters waar de insectenpopulatie minimaal is, maar niet geheel afwezig. Beide strategieën tonen de verbazingwekkende aanpassingsvermogens van deze nachtelijke jagers aan de harde realiteit van de winter.