Hoe herken je sporen van wilde dieren in het Belgische bos

Hoe herken je sporen van wilde dieren in het Belgische bos

De verborgen wereld van dierensporen

Wie door een Belgisch bos wandelt, ziet vaak minder dieren dan hij zou willen. Toch ben je zelden echt alleen. Overal laten zoogdieren, vogels en zelfs amfibieën hun sporen achter. Door die beter te leren herkennen, ontdek je een verborgen laag van de natuur en begrijp je veel beter wat er om je heen gebeurt.

Dierensporen zijn niet alleen spannend om te zoeken, ze vertellen ook verhalen. Ze laten zien welke dieren er leven, wanneer ze actief zijn en hoe ze het landschap gebruiken. Dat maakt het speuren naar sporen een ideale activiteit voor natuurliefhebbers, gezinnen en beginnende wildlife-spotters.

Verschillende soorten sporen in het bos

Prenten in modder, zand en sneeuw

De bekendste sporen zijn prenten: afdrukken van poten of hoeven. In België kun je in vochtige bosgrond vaak duidelijke afdrukken vinden. Reeën laten smalle, puntige hoefafdrukken achter, terwijl die van everzwijnen breder en ronder zijn. Vossenpoten lijken op die van een hond, maar zijn meestal smaller en meer ovaal van vorm, met een duidelijk zichtbare nagelafdruk bij elke teen.

In sneeuw zijn zelfs kleine dieren goed te volgen. Eekhoorns laten een slingerend patroon zien: de achterpoten landen vaak vóór de voorpoten, waardoor een kenmerkend groepje afdrukken ontstaat. Konijnen maken een vergelijkbaar patroon, maar dan met kleinere, meer ovale prenten.

Vraatsporen aan planten en bomen

Niet alle sporen staan in de grond. Aan jonge boompjes en struiken zie je vaak vraatsporen. Reeën trekken bladeren en knoppen met hun onderkaak los, waardoor de rand rafelig oogt. Hazen en konijnen daarentegen knagen met hun scherpe snijtanden, wat een strakke, bijna schuin afgeknipte rand geeft.

Aan bomen kun je soms schuurplekken ontdekken. Reeën en edelherten wrijven hun gewei tegen jonge stammetjes, waardoor de bast beschadigd raakt en er vaak lichte, vezelige plekken ontstaan. Dit gebeurt vooral in de periode dat het gewei verhaart.

Uitwerpselen als informatiebron

Uitwerpselen lijken misschien minder aantrekkelijk, maar ze zijn bijzonder informatief. Reeënkeutels zijn kleine, donkere bolletjes die vaak in groepjes liggen. Die van het everzwijn zijn groter en onregelmatiger van vorm. Aan de inhoud kun je vaak het dieet afleiden: zaden, bessenresten of stukjes plantenweefsel geven aan welk voedsel in het gebied beschikbaar is.

Tips om zelf succesvol sporen te zoeken

Kies het juiste moment en de juiste plek

De beste periodes om sporen te zoeken zijn na regen, bij natte modder of na een verse sneeuwval. Dieren laten dan heldere afdrukken achter. Langs bosranden, open plekken in het bos en bij waterpoelen is de kans het grootst om verschillende soorten sporen te vinden.

Loop langzaam, kijk regelmatig naar de grond en naar de onderzijde van struiken. Vaak ontdek je een heel spoorpad als je eenmaal een eerste afdruk of vraatplek hebt gevonden. Door de richting van de sporen te volgen, krijg je een idee van de route die het dier heeft afgelegd.

Observeren zonder te verstoren

Bij het zoeken naar sporen is respect voor dieren en hun leefgebied essentieel. Blijf op paden waar dat gevraagd wordt, raak dierenrustplaatsen niet aan en vermijd harde geluiden. Door met aandacht én voorzichtigheid te kijken, vergroot je niet alleen je kans om dieren indirect waar te nemen, maar draag je ook bij aan het behoud van de kwetsbare natuur in Belgische bossen.